Op sommige plaatsen krijgen we dankzij menselijke activiteit een kijkje in de bodemopbouw, bij zandafgravingen bijvoorbeeld of bij het graven van diepe sloten. Het ontstaan van de Drentse bodem is een proces waarbij het in het zand wegzakkend regenwater een hoofdrol speelt. Het water voert humus, kalk en andere mineralen mee naar beneden. Sommige lagen spoelen uit, terwijl zich in andere delen steeds meer stoffen verzamelen.
Bodemkundigen noemen het bodemtype dat op de schrale Drentse dekzandgronden voorkomt, een podzolgrond. De naam is indertijd door de Rus Dokuchaiev geïntroduceerd. ‘Pod’ betekent ‘ gelijkend op’ en ‘zola’ betekent ‘as’. De naam is afgeleid van de grijze uitspoelingslaag die in veel podzolgronden goed zichtbaar is.

• Het dekzand is tijdens de laatste ijstijd metersdik door de wind afgezet. Oorspronkelijk had het hele profiel een egale, bruingele kleur. Dit is de laag in de onderste helft van het profiel (C in de foto). Vervolgens raakte het dekzand begroeid en ontstond er humus die zich met de bovenste decimeters van de grond mengde.
• De bovenste laag onder het oppervlak werd steeds donkerder van kleur (A).
• Wegzakkend regenwater nam de humus en allerlei mineralen uit het zand mee naar beneden en zo ontstond de askleurige uitspoelingslaag (E).
• Daaronder ontstond een donkere, bijna zwarte laag waar de humuszuren en de mineralen bleven hangen, ofwel de inspoelingslaag (B).
(Zie verder ook IJstijd, Holoceen, Dekzand)
Bodemkundigen onderscheiden afhankelijk van de vruchtbaarheid van de zandgrond een aantal soorten podzolgronden. Zo komen in de leemrijke zandgronden vaak holtpodzolen en loopodzolen voor (meestal oude bosgronden) en in de leemarme zandgronden de veldpodzolen en haar podzolen op respectievelijk lage en hoge plaatsen in het zandlandschap.