Tienduizend jaar geleden eindigde de voorlopig laatste ijstijd en begon de geologische periode die het Holoceen wordt genoemd. Drenthe begon te veranderen van een kale zandvlakte in een streek met bossen en moerassen. Grove den, berk en jeneverbes waren destijds de eerste soorten die zich hier vestigden. Later kwamen achtereenvolgens de hazelaar, de linde, de eik en de iep naar Drenthe.
Rond 7000 jaar geleden moet Drenthe één groot ‘oerwoud’ geweest zijn waar groepjes mensen af en toe hun kampementen bouwden op zoek naar wild. Rond 3500 v.Chr. schakelden de bewoners van onze streken over op landbouw. Ze hakten in de bossen akkertjes uit en een plek om te wonen. De lettergreep ‘lo’ of ‘loo’ in veel oude Drentse plaatsnamen verwijst nog naar de open plekken in het bos. (Zie verder ook Nederzettingsnaam)

Vrijwel al het oerbos is in de loop van de tijd uit Drenthe verdwenen. Het oudste van de huidige bossen is het Norgerholt waar vastgesteld is dat hier meer dan 1000 jaar bos staat. Andere oude Drentse bossen zijn het Asserbos en bosrestanten bij Lieveren en Mantinge.
Vaak wordt bij de oude bossen onderscheid gemaakt in holten en strubben op hogere gronden en de wolden in de natte beekdalen. Dit heeft deels met het gebruik van het bos te maken. (Zie verder ook Holt, Strubbe, Wold)
Tegenwoordig is ongeveer tien procent van het oppervlak van Drenthe met bos bedekt. Het is vrijwel allemaal relatief jong bos. Een deel stamt uit de negentiende eeuw toen met name grove den werd aangeplant om zandverstuivingen vast te leggen. (Zie verder ook Zandverstuiving)
Het grootste deel werd met name in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw bij de heideontginningen aangeplant op de slechtste gronden. We kennen ze als de Staatsbossen. De Staat der Nederlanden kocht indertijd duizenden hectares om er eindeloos lijkende ‘bomenakkers’ op aan te leggen. (Zie verder ook Productiebos)
De meest natuurlijke van de huidige Drentse bossen zijn spontaan opgekomen op de heidevelden toen deze in de loop van de negentiende eeuw steeds minder intensief gebruikt werden. Er staat veel grove den en berk op de nattere en eik op de hogere delen. Hier probeert de natuur zelf terug te gaan naar de ‘oersituatie’ en de natuurorganisaties helpen haar daarbij graag een handje.
Modern bosbeheer is erop gericht de levensgemeenschap bos zo goed mogelijk te herstellen. Biologen gebruiken het woord levensgemeenschap voor een verzameling dierlijke en plantaardige organismen die in een bepaalde omgeving met elkaar te maken hebben. Regelmatig worden vakken met ‘exoten’ als lariks, Oostenrijkse den en sitkaspar gekapt. Inheemse soorten als eik en beuk worden vrijgesteld zodat licht op de grond de natuurlijke bosbodem kan herstellen.
Natuurbeheerders weten dat je het mooiste bos krijgt, als je de ingreep op een gegeven ogenblik tot een minimum weet te beperken. In onderhoud is bos overigens verreweg het goedkoopste type natuurgebied. (Zie verder ook Natuurbeheer, Natuurontwikkeling)