Aan het eind van de Weichsel­ijstijd (150.000 tot 12.000 jaar geleden) zag Drenthe eruit als een kale koude steppe. Tot vlak onder het opper­vlak was de grond permanent bevroren en de poolwinden joegen het stuifzand over de vlakten. Uiteindelijk werden de Hondsrug en de rest van het Drents plateau met een metersdikke laag zand bedekt. Tegelijkertijd werden daarmee de grootste rimpels in het landschap uit de voorlaatste ijstijd gladgestreken. Beekdalen werden voor een groot deel met zand gevuld. (Zie verder ook IJstijd)

abc__Image_75_zandv
Drouwenerzand.

Na de ijstijden begon in het Holoceen het dekzand begroeid te raken. Er ontstond een humuslaag die het zand vasthield. Intensief gebruik van de heidevelden zorgde er later voor dat het zand weer ‘op de wind’ kon gaan. (Zie verder ook Zandverstuiving)