Vlakbij het dorp lagen de akkers bij elkaar op een aaneengesloten akkercomplex: de es. Sommige dorpen hadden meer dan één es. De meeste oude Drentse essen stammen op zijn vroegst uit de negende eeuw. Tegenwoordig houden de historisch geografen het erop dat omstreeks het jaar 1000 het huidige Drentse landschap vorm gekregen heeft. (Zie verder ook Esdorp.) Steeds liggen de essen op de overgang van de hoger gelegen veldgronden en de beekdalen.
Om de essen vruchtbaar te houden waren grote hoeveelheden mest nodig. Vermengd met stro en heideplaggen vormde de mest een dikke laag op de bodem van de schaapskooi. Geregeld werd de schapenmest uit de schaapskooi geschept om de akkers te bemesten. Veel mest betekende een vruchtbare es en dus een grote opbrengst. Dit systeem won met name in de zeventiende eeuw steeds meer terrein. Meer en meer verplaatste de belangstelling van de Drentse boeren zich in die tijd van de runderen naar de schapen.
Op den duur stonden de Drentse essen letterlijk bol van de toegevoegde lagen mest en zand. Op sommige plaatsen is dat nog steeds te zien. Uit bodemonderzoek blijkt dat het gemiddeld een ophoging met zo’n 30 centimeter geweest is. De ‘Ziekte der Drentsche essen’, die in de jaren 1860-1880 voor een flinke opbrengstvermindering zorgde, was waarschijnlijk het gevolg van een sterke verzuring van de esgronden door het gebruik van de heideplaggen. De komst van de kunstmest bood ook op de essen uitkomst.

Iedereen had zijn eigen akkers op de es, maar je moest echt in het dorp geboren en getogen zijn om precies te weten welk stukje van de es precies van wie was. Stenen en paaltjes waren daarbij onmisbare herkenningspunten. Als er geoogst moest worden, deden de boeren dat gezamenlijk, anders zou er veel te veel bij de buren vertrapt worden. De boerhoorn gaf op zo’n moment het hele dorp het sein dat er die dag werk aan de winkel was. Rond de essen lagen wallen met ondoordringbaar struikgewas om de schapen van de akkers vandaan te houden.
Van oudsher was rogge het belangrijkste gewas op de Drentse essen, maar ook andere graansoorten als haver en gerst werden overal verbouwd. Het deel van de es vlakbij het dorp werd de goorns genoemd. Hier had iedereen een soort ‘volkstuintje’ waar men vooral bewaargroenten als boerenkool, peulvruchten, winterwortelen en koolraap verbouwde.

Van de oude Drentse essen is heel weinig meer over. De akkertjes op de es zijn meestal door kavelruil opnieuw verdeeld tot efficiëntere percelen. Graan wordt er tegenwoordig nauwelijks meer verbouwd omdat teelten als aardappelen, suikerbieten en snijmaïs lucratiever zijn. Ook nogal wat delen van de es zijn met gras ingezaaid om als weiland of hooiland te dienen. Een verschijnsel dat vroeger ondenkbaar was. Daar misbruikte je de kostbare grond van de essen niet voor…