Het beekdal was voor de Drentse boereneconomie van groot belang vanwege het groenland. Deels werd het als hooiland gebruikt, deels als weiland. In de vroege middeleeuwen werd er nog weinig gebruikgemaakt van de beekdalen. Het gebied langs de beken was vrijwel geheel begroeid met dicht elzenbroekbos. Deze moerasbossen werden in de loop van de tijd ontgonnen tot groenlanden.

Aanvankelijk waren de groenlanden gemeenschappelijk bezit van de boeren van het dorp. Vanaf de zeventiende eeuw gingen veel dorpen ertoe over het groenland te scheiden en aan individuele boeren toe te delen. Dat die verdeling toen al plaatsvond, illustreert het belang van de groenlanden. Veel hooi zorgde ervoor dat men ‘s winters een flinke veestapel kon aanhouden. Een voorbeeld van een streek met veel groenland is de benedenloop van de Reest in de buurt van de Wijk. De Reestlanden maakten de boeren hier welvarend.
Het beheer van de groenlanden bestond uit het laten begrazen of het jaarlijks maaien en hooien. Bemesten deed men niet. Als de beek overstroomde, bleef een laagje vruchtbaar slib op het land achter. Naarmate de groenlanden langer in gebruik waren, werden ze steeds voedselarmer waardoor allerlei plantensoorten hier kansen kregen die elders geen voet aan de grond kregen. (Zie verder ook Beekdal, Boermarke, Esdorp, Houtwal)