Eigenlijk waren de hunebedbouwers zo’n vijfduizend jaar geleden de eerste ‘echte’ Drenten. In tegenstelling tot hun voorgangers die van tijd tot tijd in deze streken bivakkeerden, waren zij hier niet op doorreis, maar woonden ze er permanent.
Archeologen stelden vast dat zich rond 3500 v.Chr. in het noorden van Europa een soort culturele revolutie heeft voorgedaan die waarschijnlijk veel te maken had met de definitieve keuze voor de landbouw en daarmee samenhangend de keuze voor een vaste woonplaats. In de bossen werd ruimte vrijgemaakt voor akkerbouw en veeteelt. Ze verbouwden graan en hielden runderen en varkens. Naar de vorm van het aardewerk dat in die tijd in de mode kwam, kozen de archeologen voor deze boerensamenleving de naam trechterbekercultuur.

abc__Image_39_huneb
Hunebed bij Bronneger.

Voor hun doden stapelden de eerste Drentse boeren grafmonumenten van de grote keien die landijs in de voorlaatste ijstijd uit Scandinavië gebracht had. Ze sleepten de keien naar een plek die de hogere machten goed gezind was. Daar zetten ze een deel van de stenen overeind om er vervolgens nog zwaardere dekstenen overheen te trekken. De ruimte tussen de stenen werd zorgvuldig dicht gestopt met kleinere stenen. Ze overdekten het geheel deels met plaggen en zand tot een grafkelder in een gewijde heuvel.

De hunebedbouwers pleegden op een zodanige manier roofbouw op de natuur dat hun akkertjes al na een paar jaar volledig uitgeput waren. Dus maakten ze verderop in het bos nieuwe landbouwgrond aan en verbleven ze hier tot ook dat land nauwelijks meer iets opbracht. Opnieuw verhuisden ze verder het bos in.

Te midden van al dat aardse gedoe hadden de hunebedbouwers de zekerheid van de aanwezigheid van hun voorouders. Wat er om hen heen ook mocht veranderen, hun voorouders bleven aanwezig in hun stenen grafkelder op de mooiste plek van de omgeving.
Hoe de trechterbekerboeren destijds hun doden in de hunebedden bijgezet hebben, is niet bekend. Hooguit vonden archeologen een enkele keer een stukje verbrand bot. Ook is niet duidelijk wie in het hunebed begraven mochten worden. Het ligt niet voor de hand dat iedereen uit de gemeenschap in het hunebed kwam. Mogelijk dat het hier dus om vooraanstaande leden van de gemeenschap ging. Zeker is dat een hunebed vele generaties lang in gebruik bleef.

abc__Image_40_huneb
‘De heide met hunebed bij Tynaarlo’, schoolplaat van
B. Bueninck die een goed beeld geeft van de weidsheid van het Drentse landschap een eeuw geleden.

De hunebedden zijn de oudste monumenten in dit deel van Europa. In Drenthe zijn nog 52 hunebedden, in Groningen liggen er nog twee. Prof. A.E. van Giffen onderzocht ze in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw grondig en gaf ze een nummer. Sindsdien nummeren de Drentse hunebedden van Dl in het noordwesten met de klok mee tot D54 in Havelte.
Men schat dat in de loop van de tijd ongeveer een even groot aantal verdwenen is. De keien zijn destijds gebruikt voor dijkverzwaring, wegaanleg en huizenbouw.