Tot in de zeventiende eeuw werd het Drentse landbouwbedrijf beheerst door relatief grote boerenbedrijven van de esdorpen. Centraal stond het verbouwen van zomerrogge en winterrogge op de es. Daarnaast speelden ook het houden van rundvee en het fokken van paarden een belangrijke rol. Bij de runderen ging het niet om melkvee, maar om slachtvee.
Omstreeks 1650 werd de landbouw steeds belangrijker voor het Drentse boerenbedrijf. De belangrijkste reden daarvoor waren aanvankelijk de uitstekende graanprijzen van die tijd. Gevolg was minder ‘gehoornd vee’ en paarden en juist steeds méér schapen om meer mest te kunnen produceren. Toen de graanprijzen vervolgens gingen dalen, werd het intensiveren van de productie alleen nog maar van meer belang. Dus nóg meer schapen de hei op…
In veel wegdorpen aan de rand van Drenthe daarentegen schakelde men juist meer over op veehouderij. De aanwezigheid van de belangrijke veemarkt van Meppel was hierbij een belangrijke factor.

abc__Image_48_landb

Halverwege de negentiende eeuw vonden er belangrijke veranderingen in de Drentse landbouw plaats. De rogge werd als belangrijkste landbouwgewas al snel verdrongen door de aardappel. Kunstmest maakte het gemakkelijk meer te verbouwen. In de Veenkoloniën ontwikkelde zich de veenkoloniale landbouw waar alles om de zetmeelaardappel draaide. Onder invloed van de landbouwexport schakelden de boeren in de Drentse esdorpen over op de zogeheten etagebouw waarbij de landbouw in dienst van de veeteelt stond. De meeste rogge en aardappelen bleven op de boerderij om aan het vee te worden gevoerd. Fabrieksboter en slachtvarkens waren voortaan de belangrijkste producten van de Drentse landbouw.

De ontginningsgolf van het begin van de twintigste eeuw zorgde voor een explosieve groei van het aantal Drentse boerenbedrijven. In enkele tientallen jaren tijd werden er meer bedrijven opgericht dan in alle eeuwen daarvoor. Het waren vooral kleine boeren die op de markt kwamen. De zuivelfabrieken maakten het ook voor hen interessant melk te leveren. Elk varken meer zorgde voor meer inkomsten.
Door de modernisering en mechanisatie van het landbouwbedrijf hielden reeds voor de Tweede Wereldoorlog steeds meer Drentse boeren op hun bestaan in de landbouw te vinden. Het traditionele Drentse gemengde bedrijf is in de loop van de tijd nagenoeg geheel verdwenen. Alleen de grote efficiënte akkerbouw- en melkveebedrijven in de tweede helft van de twintigste eeuw hadden nog kansen om de ‘Europese landbouw te overleven’.