De oudste Drentse landgoederen waren eigendom van de Drentse adel. Ze lagen vaak rond de oude havezaten. Een mooi voorbeeld is het huidige landgoed Rheebruggen, eigendom van Stichting Het Drentse Landschap. Soms werden ze door hun eigenaren als wandelpark gebruikt, doorgaans echter vormden ze vanwege het hout een van de belangrijkste middelen van bestaan voor de Drentse landadel. Eeuwenlang waren veel Drentse jonkers gespecialiseerd in de houthandel. (zie ook Havezate)

Toen aan het eind van de negentiende eeuw de Drentse hei op de schop ging, ontstonden er op tal van plaatsen nieuwe landgoederen van on-Drentse afmetingen. Het land werd ontgonnen en er werd productiebos aangelegd om de investeringen met zo weinig mogelijk kosten rendabel te maken.
Mooie voorbeelden van deze tweede generatie landgoederen zijn de Vledderhof bij Vledderveen, de Vossenberg bij Wijster, Kremboong bij Hoogeveen en De Schipborg tussen Anloo en Schipborg. (Zie ook Heideontginning)
Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw ontstaat er in Drenthe een derde generatie landgoederen. Particulieren kopen landbouwgrond en planten die in met bomen. Er bestaan speciale subsidieregelingen om deze eigenaren hierbij te helpen.