Dat de Drentse heide het veld moest ruimen voor de landbouw leek lange tijd een onomkeerbare ontwikkeling. Sinds de jaren tachtig is daarin echter een behoorlijke kentering opgetreden en wordt er in Drenthe op tal van plekken nieuwe natuur aangelegd.
Voor een deel kwam die ruimte voor natuurontwikkeling vrij omdat nogal wat landbouwers het door de gewijzigde omstandigheden in de agrarische sector niet meer redden en met hun bedrijf stopten.
Het eerste grote project was het plan Goudplevier van Natuurmonumenten dat in 1991 tussen Nieuw-Balinge, Drijber en Mantinge van start ging. De vereniging heeft er vier kleinere heidegebieden door de aankoop van tussenliggende gronden verbonden tot één groot Mantingerveld van zo’n 1200 hectare. Ten noorden ervan heeft Het Drentse Landschap op en rond het Scharreveld bij Westerbork een vergelijkbaar project gerealiseerd.
Veel aandacht is er verder voor natuurontwikkeling in de Drentse beekdalen die in de jaren vijftig en zestig grondig ‘genormaliseerd’ zijn. In die jaren werden bij de meeste Drentse beken en riviertjes de bochten rechtgetrokken. Ook liepen er voortaan diepe sloten naar de beek om voor een snelle afwatering te zorgen
Op allerlei plaatsen zijn natuurorganisaties bezig om waar mogelijk de oude situatie te herstellen en het water langer in het gebied vast te houden. Voorbeelden zijn de Vledder Aa in het Drents-Friese Wold, het Oude Diep-project in Midden-Drenthe. Het grootste project voert Het Drentse Landschap uit in het Hunzedal.
