Tussen de wereldoorlogen kwamen in Drenthe de eerste ruilverkavelingen op gang. Ging het aanvankelijk om kavelruil van de groenlanden in de beekdalen, later werden ook de essen grondig aangepakt. De eerste Drentse es waar dat mee gebeurde, was de es van Odoorn die in de Tweede Wereldoorlog op de schop ging. Het aantal percelen ging in Odoorn terug van zo’n 700 naar ongeveer 200.
Na de oorlog kwamen de ruilverkavelingen pas goed op gang. Het ging toen allang niet alleen meer om de essen. Vrijwel het hele buitengebied werd opnieuw ingedeeld. Uiteindelijk ging bijna 40 procent van de totale oppervlakte van Drenthe in het kader van de ruilverkaveling op de schop.

De ruilverkavelingen zorgden voor buitengewoon drastische aantasting van de oude structuren. De kenmerkende kleinschaligheid maakte plaats voor grotere, beter te bewerken percelen. Tegelijkertijd werd de waterhuishouding aangepast aan de wensen van de moderne landbouw. In de jaren vijftig en zestig zijn hele beekdalen dichtgeschoven en verdwenen tal van oude landschapselementen. Drenthe kreeg in die jaren een uitgebreid stelsel van ‘ruilverkavelingswegen’. Veel boeren verhuisden van het dorp naar een nieuw bedrijf dat bij het nieuwe land lag. De oude boerderijen in het dorp kregen nieuwe bewoners.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw maakte de ruilverkaveling plaats voor landinrichting waarbij meer oog was voor natuurwaarden en landschapsherstel. De nieuwe Landinrichtingswet stamt uit 1985. Natuurorganisaties zijn sindsdien nadrukkelijk partij als het om herinrichting van het landschap gaat.