Veel veldnamen leefden eeuwenlang voornamelijk in de mondelinge overlevering van een dorp voort. De namen werden vroeger ook beslist niet vergeten, want ze boden het nodige houvast bij de plaatsbepaling op de es, in het beekdal en op het veld. De Drentse essen waren versnipperd in tientallen, vaak honderden piepkleine akkertjes. Dus was het belangrijk te weten waar de Broodakker, het Luchiesland of de Telgenkamp lag en van wie dat perceel was. De oudste Drentse veldnamen die we kennen stammen nog uit de twaalfde eeuw, ze duiken op in oorkondes die onder andere met conflicten over pachten te maken hebben.

Dankzij een aantal historici die zich voor veldnamen interesseerden, hebben oudere inwoners van Drentse dorpen de afgelopen jaren duizenden veldnamen letterlijk en figuurlijk in kaart gebracht.
Er zijn duidelijk categorieën te onderscheiden in de soorten namen, zoals:
• namen die met de ligging, vorm en grootte van een perceel te maken hebben: Breekamp, Lange stuk, Smallegien
• namen die betrekking hebben op het gebruik van een stuk land: Boonekamp, Vlasakkers, Lienstukken (denk aan het woord ‘linnen’), Knollenkamp
• namen waarin namen van dieren verwerkt zijn: Hertakker, Wolvenveen, Vosselanden, Kattekoel, Iemenakker (‘iemen’ zijn bijen)
• namen die op de beroepen van (vroegere) eigenaren of hun namen slaan: Domineesmaat, Scheperskamp, Sandersmaat, Jobstuk
• namen die af te leiden zijn uit de pacht in natura die er vroeger voor betaald moest worden: Stoetenakker, Boterveen, Spekmaat