Woldbossen horen tot de oerbossen die zich in het Holoceen in deze streken ontwikkelden. (Zie verder ook Bos en Holoceen) Bij deze oude bossen wordt meestal een onderscheid gemaakt tussen een holtbos en een woldbos. De holten stonden op de hogere zandgronden, terwijl de wolden de beekdalen bedekten.

Het bos van de Drentse beekdalen is het elzenbroekbos waarin naast de els, ook wilg, Gelderse roos en vlier de boventoon voeren. Eerder nog dan de holten verdwenen de broekbossen omdat de boeren destijds alle belang hadden bij de beekdalgronden om ze als wei- en hooiland te gebruiken.
Bij het beheer van de beekdalen richten de natuurorganisaties zich meestal op het ‘boerenlandschap’ van de negentiende eeuw waarbij de natuur zeer verweven is met het menselijk handelen. De maatregelen concentreren zich op verschralingsbeheer om de oude soortenrijkdom van de graslanden te herstellen.
In het Hunzedal wil Het Drentse Landschap met haar natuurontwikkeling een stap verder terug gaan. Landbouw kwam hier pas in de tijd van de kunstmest en de fabrieksaardappel. Het landschap is er vervolgens door ruilverkavelingen grondig op zijn kop gezet. Hier heeft men ervoor gekozen om een soort ‘oernatuur’ te ontwikkelen waarin zich weer elzenbroekbossen kunnen ontwikkelen.